De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Vaststelling van de betalingsverplichting
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Bij de beoordeling van de vordering gaat het hof uit van het in het arrest in de hoofdzaak onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, te weten het als medepleger opzettelijk telen van in totaal 963 hennepplanten in de periode van 24 maart 2013 tot en met 13 mei 2013.
Het hof heeft daarnaast voldoende aanwijzingen dat de veroordeelde en zijn mededaders vóór de op 13 mei 2013 aangetroffen in werking zijnde kwekerij met 963 hennepplanten, in ieder geval één eerdere geslaagde hennepoogst hebben gehad.
Het hof neemt als grondslag voor de ontneming in aanmerking het bewezen verklaarde feit, alsmede andere feiten (als bedoeld in artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht) gepleegd buiten de bewezen verklaarde periode ten aanzien waarvan naar het oordeel van het hof op grond van het procesdossier voldoende aanwijzingen bestaan dat deze feiten eveneens door de veroordeelde zijn begaan.
De medeveroordeelde heeft het pand aan de [a-straat 1] te Den Haag per 1 september 2012 gehuurd. Blijkens pagina 2 van de rapportage Diefstal energie is er een laag stof op de aanwezige assimilatielampen aangetroffen, die erop duidt dat deze laag stof al een langere tijd aanwezig was. Tevens was het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters door het gebruik in de hennepkwekerij dermate vervuild dat de filters minimaal één hennepoogst in werking moeten zijn geweest. Op de vloer lagen afvalbladeren en resten van hennepplanten, kennelijk afkomstig van een eerdere oogst. Ook waren er een aantal scharen met restanten van hennepproducten. De in de hennepkwekerij aanwezige 963 hennepplanten waren ongeveer 63 dagen oud. Als kweekperiode voor een volledige hennepoogst wordt een termijn van 70 dagen gehanteerd.
Gelet op het voorgaande onderschrijft het hof de conclusie in de rapportage Diefstal Energie dat de hennepkwekerij al een geruime tijd in het pand aanwezig was.
Het bovenstaande levert naar het oordeel van het hof voldoende aanwijzingen op dat de veroordeelde betrokken is geweest bij de hennepteelt over een langere periode dan bewezen is verklaard en dat er in die voorliggende periode minimaal één geslaagde oogst van vergelijkbare omvang is geweest.
Gelet op het arrest van heden is ook zijn medeverdachte [medeverdachte] daarvoor veroordeeld. Aannemelijk is dat ook anderen (onbekend gebleven) mededaders van deze hennepkwekerij geprofiteerd hebben.
De veroordeelden hebben geen inzicht willen verschaffen over de wijze waarop de buit/het voordeel is verdeeld. Het hof zal daarom een hoofdelijke betalingsverplichting opleggen voor het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof ontleent de schatting van het op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen.
De bij onderstaande berekening gebezigde gegevens ontleent het hof, voor zover niet anders vermeld, aan het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht. Standaardberekening en normen. Update 1 november 2010" van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
Berekening inkomsten
Aantal hennepplanten: 963
Totale bruto opbrengst hennep per oogst: 27,1 kg
(= 963 planten x 28,2 gr)
Minimale verkoopprijs/kg: € 3.280,00
Minimale totale bruto opbrengst per oogst: € 88.888,00
Totale kosten: € 17.977,34
Bepaling wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 88.888,00 - € 17.977,34 = € 70.910,66
Gelet op het bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op EUR 70.910,66 (zeventigduizend negenhonderdentien euro en zesenzestig eurocent).
Het hof zal de veroordeelde hoofdelijk de verplichting opleggen laatstgenoemd bedrag aan de Staat te betalen.
Het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel en het door de veroordeelde te betalen bedrag is daarmee op een hoger bedrag vastgesteld dan door het openbaar ministerie is gevorderd.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht."