ECLI:NL:HR:2016:2646

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
14/03928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf na overschrijding van de redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 juli 2014 is gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een gewapende roofoverval op een juwelierszaak in Rijnsburg. Tijdens de overval heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal met geweld en heeft hij schade veroorzaakt aan het systeemplafond in een poging zich te verstoppen voor de politie. De advocaat van de verdachte, W.H. Jebbink, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging en tot vermindering van de straf.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het vierde middel. Dit middel klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden en dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden, wat een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf met zich meebrengt.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd van vijf jaren naar vier jaren en zes maanden. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 8 november 2016 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

8 november 2016
Strafkamer
nr. S 14/03928
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 juli 2014, nummer 22/003971-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 november 2016.