ECLI:NL:HR:2016:2641

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
16/02132
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in verband met blanco beroepschrift en te late bekendmaking van grieven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, onder verwijzing naar artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 november 2016
Eerste Kamer
16/02132
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph Dietz de Loos, thans mr. K. Aantjes.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/02/13/304 R van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 december 2015;
b. de arresten in de zaak 200.183.337/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 maart 2016 en 14 april 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijk verklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 6-13).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 november 2016.