Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
18 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, onder verwijzing naar artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.