ECLI:NL:HR:2016:2626

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
13/05846
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over douanerechten en indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] S.A. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende zijn uitgereikt. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem, die op haar beurt de uitnodigingen tot betaling had bevestigd. De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 juli 2016, Sprengen/Pakweg Douane B.V., relevant is voor de beoordeling van de indeling van de screenplays in de Gecombineerde Nomenclatuur. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de screenplays terecht heeft ingedeeld in post 8521 90 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur. De middelen van de belanghebbende falen derhalve.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

18 november 2016
Nr. 13/05846
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] S.A.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 24 oktober 2013, nr. 12/00117, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. 11/1) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 26 september 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 juli 2016, Sprengen/Pakweg Douane B.V., C-97/15, ECLI:EU:C:2016:556.

2.Beoordeling van de middelen

Uit het hiervoor onder 1 vermelde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat het Hof de screenplays terecht heeft ingedeeld in post 8521 90 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur. De middelen falen derhalve.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.