Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Statevan 2 september 2016, nr. 201602035/2/V1.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 16/04999. Het beroep was ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 2 september 2016, met nummer 201602035/2/V1. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk maakte. Daarom heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dus dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 18 november 2016.