ECLI:NL:HR:2016:2575

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
15/03774
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid bij te late deponering jaarrekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissement. De eiseressen, bestaande uit drie partijen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof. De zaak betreft de aansprakelijkheid van bestuurders in het kader van een faillissement, waarbij de jaarrekening te laat is gedeponeerd. De Hoge Raad verwijst naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 2:394 lid 3 BW, dat betrekking heeft op de deponering van jaarrekeningen, en artikel 2:248 BW, dat gaat over onbehoorlijke taakvervulling en de gevolgen daarvan voor de bestuurdersaansprakelijkheid.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

De Hoge Raad heeft tevens beslist dat het geding tussen eiseres 1 en de curatoren is geschorst op 13 november 2015, en heeft de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 4.208,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

11 november 2016
Eerste Kamer
15/03774
EE/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1]
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
beiden in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van [A],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseressen] en de curatoren.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 88418/HA ZA 06-648 van de rechtbank Groningen van 30 juli 2008;
b. de arresten in de zaak 200.012.530/01 van het gerechtshof Leeuwarden van 13 januari 2009, 22 juni 2010 en 16 augustus 2011 en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2013, 21 januari 2014 en 12 mei 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof hebben [eiseressen] beroep in cassatie ingesteld.
[eiseres 1] is op 13 november 2015 in staat van faillissement verklaard, zodat de procedure ten aanzien van haar van rechtswege is geschorst.
De curatoren hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de curatoren mede door mr. R.R. Verkerk en mr. J.R.M. Nelen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep, waardoor de voorwaarde waaronder het incidentele cassatieberoep is ingesteld niet is vervuld.
De advocaat van [eiseressen] heeft bij brief van 30 september 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verstaat dat het geding tussen [eiseres 1] en de curatoren is geschorst op 13 november 2015;
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres 2] en [eiseres 3] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curatoren begroot op € 2.008,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres 2] en [eiseres 3] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 november 2016.