Uitspraak
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door twee eiseressen, beide gevestigd te [vestigingsplaats], tegen Total Nederland N.V., gevestigd te Voorburg. De eiseressen hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 februari 2015 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Middelburg van 13 oktober 2010 en 20 juli 2011, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eiseressen stellen dat de concurrentie van een nabijgelegen tankstation, dat ook door Total wordt geëxploiteerd, hen schade toebrengt en dat dit in strijd is met de overeenkomst die zij met Total hebben gesloten.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Total zijn begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen op 11 november 2016 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot. De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van concurrentiebedingen in overeenkomsten tussen tankstationexploitanten en oliemaatschappijen, en benadrukt het belang van duidelijke afspraken in dergelijke contracten.