ECLI:NL:HR:2016:2572

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
15/02394
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over concurrentiebeding in overeenkomst tussen tankstationexploitant en oliemaatschappij

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door twee eiseressen, beide gevestigd te [vestigingsplaats], tegen Total Nederland N.V., gevestigd te Voorburg. De eiseressen hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 februari 2015 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Middelburg van 13 oktober 2010 en 20 juli 2011, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De eiseressen stellen dat de concurrentie van een nabijgelegen tankstation, dat ook door Total wordt geëxploiteerd, hen schade toebrengt en dat dit in strijd is met de overeenkomst die zij met Total hebben gesloten.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Total zijn begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen op 11 november 2016 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot. De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van concurrentiebedingen in overeenkomsten tussen tankstationexploitanten en oliemaatschappijen, en benadrukt het belang van duidelijke afspraken in dergelijke contracten.

Uitspraak

11 november 2016
Eerste Kamer
15/02394
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
2. [eiseres 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
TOTAL NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] (gezamenlijk in enkelvoud) en Total.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 50812/HA ZA 05-648 van de rechtbank Middelburg van 13 oktober 2010 en 20 juli 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.098.640/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Total heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Total begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 november 2016.