ECLI:NL:HR:2016:2525

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
14/06110
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging en motivering in strafzaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 november 2014 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1990, had een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de beslissing tot toewijzing van de vordering niet voldoende heeft gemotiveerd, zoals vereist in artikel 14j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad stelt vast dat de motivering ontbrak en dat dit een gegronde klacht vormt.

Daarnaast klaagt de verdachte dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad oordeelt ook dit middel gegrond, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De opgelegde gevangenisstraf wordt verminderd tot drie maanden en drie weken. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

8 november 2016
Strafkamer
nr. S 14/06110
SG/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 november 2014, nummer 21/009152-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging het volgende beslist:
"Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van, parketnummer 05-700660-11, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden."
Het Hof heeft die beslissing niet gemotiveerd.
2.3.
Deze beslissing is derhalve niet voorzien van de in art. 14j, eerste lid, Sr vereiste motivering.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad;
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze drie maanden en drie weken beloopt;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 november 2016.