In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de tariefindeling van videotuners. De belanghebbende, [X2] B.V., had in de periode van 3 april 2008 tot en met 22 mei 2008 aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van videotuners, die waren voorzien van een USB interface of ExpressCard interface. De Inspecteur van de Douane had echter een onderzoek ingesteld en was van mening dat de videotuners moesten worden ingedeeld onder postonderverdeling 8528 71 19 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), in plaats van de door de belanghebbende opgegeven postonderverdeling 8473 30 80. Dit leidde tot een naheffing van douanerechten en omzetbelasting.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de videotuners niet konden worden ingedeeld als 'elektronische assemblages voor inbouw in een automatische gegevensverwerkende machine', zoals vermeld in postonderverdeling 8528 71 11 van de GN. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de aansluiting van de videotuners op een personal computer via een USB-poort of ExpressCard slot geen duurzame verbinding vormt, en dat de videotuners derhalve niet onder de genoemde postonderverdeling kunnen worden ingedeeld.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat de indeling van de videotuners in postonderverdeling 8528 71 19 van de GN correct was. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, en de proceskosten werden niet toegewezen.