Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
1 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft met een mes stekende bewegingen in de richting van het bovenlichaam van zijn ex-vriendin gemaakt, wat duidt op voorwaardelijk opzet op haar dood. De Hoge Raad heeft op 1 november 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 15/02495. De advocaat van de verdachte, E.E.W.J. Maessen, heeft een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit komt doordat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.