Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
1 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De verdachte heeft beroep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, waardoor meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat deze overschrijding van de redelijke termijn moet leiden tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf. De overige middelen van de verdachte kunnen niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is dat de opgelegde taakstraf wordt verminderd van 180 uren naar 162 uren, met een vervangende hechtenis van 81 dagen. Het beroep wordt voor het overige verworpen.