Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
28 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was veroordeeld voor diefstal waarbij hij de goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel. Het Hof had gelast dat een inbeslaggenomen geldbedrag, voor zover toebehorende aan de verdachte, aan hem zou worden teruggegeven. Echter, de uitspraak van het Hof bevatte geen informatie over de hoogte van het terug te geven bedrag, wat noodzakelijk is volgens de artikelen 397.1 en 145.1 van het Wetboek van Strafvordering van Sint Maarten. De Hoge Raad oordeelde dat de teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen alleen kan plaatsvinden als het specifieke bedrag in de last tot teruggave is vermeld. Aangezien het Hof verzuimd had om de hoogte van het terug te geven bedrag vast te stellen, vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar alleen voor dat specifieke onderdeel. De zaak werd terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling van het hoger beroep met betrekking tot de hoogte van het terug te geven bedrag. Voor het overige werd het beroep verworpen.