ECLI:NL:HR:2016:2449

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
28 oktober 2016
Zaaknummer
15/02863
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadestaatprocedure na onrechtmatig verklaarde uitlatingen over waterfiltersystemen

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen Holland Waterfiltration Systems B.V. (HWS) en Vitens N.V. over onrechtmatige uitlatingen met betrekking tot waterfiltersystemen. HWS heeft in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 14 oktober 2014 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de normschending en de beslissing van Vitens om het product niet meer af te nemen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van HWS en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Vitens zijn begroot op een totaal van € 8.724,34.

Uitspraak

28 oktober 2016
Eerste Kamer
15/02863
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HOLLAND WATERFILTRATION SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
VITENS N.V.,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als HWS en Vitens.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 396467/HA ZA 11-1787 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 september 2011, 31 oktober 2012 en 5 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.127.852/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft HWS beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Vitens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Vitens toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van HWS heeft bij brief van 16 september 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt HWS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vitens begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 oktober 2016.