Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Zwolle,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen Holland Waterfiltration Systems B.V. (HWS) en Vitens N.V. over onrechtmatige uitlatingen met betrekking tot waterfiltersystemen. HWS heeft in cassatie beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 14 oktober 2014 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de normschending en de beslissing van Vitens om het product niet meer af te nemen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van HWS en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Vitens zijn begroot op een totaal van € 8.724,34.