ECLI:NL:HR:2016:2429

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
16/02476, 16/02477
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van arresten in bestuurs- en belastingrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken tot herziening van eerdere arresten, ingediend door de belanghebbende. De verzoeken waren ingediend onder de nummers 16/02476 en 16/02477. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verzoeken tot herziening niet ontvankelijk zijn, omdat zij niet voldoen aan de vereisten zoals gesteld in artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ingediende verzoekschriften bevatten geen nieuwe feiten of omstandigheden die tot herziening van de eerdere arresten zouden kunnen leiden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van de verzoeken tot herziening nauwkeurig onderzocht. Het oordeel was dat de verzoeken geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, wat betekent dat de Hoge Raad niet verder ingaat op de inhoud van de verzoeken. Dit besluit is genomen na overleg met de Procureur-Generaal, en de Hoge Raad heeft de verzoeken derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de Hoge Raad, gezien het feit dat de zaken 16/02476 en 16/02477 gevoegd zijn behandeld, besloten het griffierecht te beperken tot een bedrag van € 124. Dit bedrag zal door de Griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende worden teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan, en de betrokken rechters waren C. Schaap als voorzitter, Th. Groeneveld en J. Wortel, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

28 oktober 2016
Nrs. 16/02476 en 16/02477
Arrest
gewezen op de verzoeken van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van de in die verzoeken vermelde arresten van de
Hoge Raad der Nederlanden.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeken tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat de ingediende verzoeken geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat deze klaarblijkelijk niet tot herziening van de door belanghebbende in die verzoeken vermelde arresten en derhalve niet tot cassatie kunnen leiden, aangezien de verzoekschriften geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelzen.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – de verzoeken niet-ontvankelijk verklaren.

2.Griffierecht

In de omstandigheid dat de zaken 16/02476 en 16/02477 gevoegd zijn behandeld vindt de Hoge Raad aanleiding het griffierecht te beperken tot een bedrag van € 124.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verzoeken tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2016.
Van de door belanghebbende betaalde griffierechten wordt een bedrag van € 124 door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.