Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
25 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De verdachte had bij haar verhoor door de politie op 28 mei 2015 een adres opgegeven waar zij haar post kon ontvangen, maar de dagvaarding was niet op dat adres aangeboden. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2002:AD5163) en oordeelt dat de dagvaarding in hoger beroep nietig is verklaard om doelmatigheidsredenen. De Hoge Raad concludeert dat het Gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, omdat niet is getracht de dagvaarding uit te reiken op het door de verdachte opgegeven adres. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.