Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
14 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak hebben verzoeksters, die betrokken zijn bij een WSNP-procedure, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder geoordeeld in de zaken met insolventienummers C/03/14/905 R en C/03/14/904 R, waarbij het hof op 23 juni 2016 een arrest heeft gewezen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de verzoeksters geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat de verzoeksters klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, in overeenstemming met artikel 80a lid 1 RO, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2016 en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.