ECLI:NL:HR:2016:2351

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
15/02858
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verrekening van vorderingen in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], in zijn hoedanigheid als enig erfgenaam van [A]. De zaak betreft de afwikkeling van een nalatenschap en de vraag of er tijdig een verrekeningsverklaring is uitgebracht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, terwijl [verweerder] niet is verschenen. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil.

Uitspraak

14 oktober 2016
Eerste Kamer
15/02858
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
in persoon en als enig erfgenaam van [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. T.T. van Zanten,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/05/243050 / HA ZA 13-318 van de rechtbank Gelderland van 24 juli 2013 en 5 februari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.144.668 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 oktober 2016.