Uitspraak
wonende te [woonplaats],
Staat der Nederlanden(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, Forensisch Psychiatrisch Centrum Oostvaarderskliniek),
zetelende te ’s-Gravenhage,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
- i) Betrokkene is opgenomen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum ‘Oostvaarderskliniek’ te Almere. Deze instelling is op de voet van art. 1 lid 1 Wet Bopz mede aangemerkt als psychiatrisch ziekenhuis.
- ii) Tijdens een controle met gebruikmaking van een ‘drugshond’ op 28 juni 2015 in de kliniek is de hond bij betrokkene ‘aangeslagen’. De kliniek heeft dit beschouwd als een aanwijzing dat betrokkene drugs voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt, in elk geval met drugs in contact is geweest. Bij betrokkene zijn geen drugs aangetroffen. Van hem is urine afgenomen voor onderzoek.
- iii) Op maandag 29 juni 2015 is aan betrokkene meegedeeld dat zijn ‘kaart’ werd ingetrokken, hetgeen inhoudt dat hij in zijn bewegingsvrijheid in en rond het psychiatrisch ziekenhuis werd beperkt.
- iv) Betrokkene heeft op 1 juli 2015 een klacht ingediend over de urinecontrole en over de beperking van zijn bewegingsvrijheid.
- v) Op 2 juli 2015 is aan betrokkene meegedeeld dat het resultaat van het onderzoek van het urinemonster negatief was. De beperking van zijn bewegingsvrijheid is toen beëindigd.
- vi) In een aanvullend klaagschrift van 3 juli 2015 heeft een advocaat namens betrokkene geklaagd over (de duur van) de beperking van de bewegingsvrijheid en schadeloosstelling verzocht indien de klacht gegrond wordt bevonden.
- vii) De klachtencommissie als bedoeld in art. 41 Wet Bopz heeft deze klacht (nr. 2015/00168) op 10 augustus 2015 aangehouden voor nader onderzoek. Bij beslissing van 8 oktober 2015 heeft de klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard. Zij overwoog:
De beperkingen hebben volgens het onderdeel in ieder geval te lang geduurd.
4.Beslissing
14 oktober 2016.