ECLI:NL:HR:2016:2343

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
16/03246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een toelatingsverzoek in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die een toelatingsverzoek had ingediend in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waar verzoekster eerder in het geding betrokken was. De rechtbank had op 25 april 2016 een vonnis gewezen en het gerechtshof had op 21 juni 2016 een arrest uitgesproken. De Hoge Raad oordeelt dat verzoekster geen minnelijk traject heeft gevolgd, zoals vereist onder artikel 285 lid 1, onder f, van de Faillissementswet (Fw). Bovendien was de schuldsaneringsregeling al eerder op verzoekster van toepassing geweest binnen de termijn van tien jaar, zoals vermeld in artikel 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw. De Hoge Raad concludeert dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep van verzoekster.

Uitspraak

14 oktober 2016
Eerste Kamer
16/03246
AS/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans mr. K. Aantjes.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/10/496974/FT EA 16/574 van de rechtbank Rotterdam van 25 april 2016.
b. het arrest in de zaak 200.190.349/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 juni 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 oktober 2016.