ECLI:NL:HR:2016:2309

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
16/00875
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toekenning van een dwangsom in het bestuursrecht en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 16/00875. De zaak betreft een beroep in cassatie van zowel de belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De belanghebbende had op 9 juni 2011 de eigendom verkregen van een onroerende zaak en had op 28 juni 2011 een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan. Tegen dit bedrag had hij bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank Gelderland bevestigde deze beslissing, waarbij werd geoordeeld dat er geen ingebrekestelling had plaatsgevonden, wat van belang was voor de toekenning van een dwangsom.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aan de andere kant slaagden de middelen van de Staatssecretaris, die verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak (16/00801). De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het beroep in cassatie van de belanghebbende ongegrond werd verklaard en dat van de Staatssecretaris gegrond.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016.

Uitspraak

14 oktober 2016
Nr. 16/00875
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 29 december 2015, nr. 14/00842, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/3467) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.

2.Uitgangspunten in cassatie

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende heeft op 9 juni 2011 de eigendom verkregen van een onroerende zaak. Te dier zake heeft hij op 28 juni 2011 op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan.
2.1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het op deze aangifte voldane bedrag.
2.1.3.
Vervolgens is tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur uitvoerig gecorrespondeerd over dit bezwaar.
2.2.
Bij uitspraak van 25 juni 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft hij, overeenkomstig artikel 4:18 van de Awb, beslist dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor toekenning van een dwangsom in de zin van artikel 4:17 e.v. van de Awb. Op het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep heeft de Rechtbank beslist dat geen ingebrekestelling in de zin van die bepaling heeft plaatsgevonden.

3.Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van de door de Staatssecretaris voorgestelde middelen

De middelen slagen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 16/00801 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

5.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016.