Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag door een stiefvader die zijn in bed liggende peuter met zoveel kracht tegen de muur slingert dat het kind blijvend hersenletsel en schade aan zijn gezichtsveld oploopt. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat I.A. van Straalen. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad beoordeelt de voorgestelde middelen en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep van de verdachte.
Het arrest is gewezen op 11 oktober 2016 door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.