Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid
3.Beslissing
7 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], zich tot de Hoge Raad gewend met een reeks brieven waarin hij cassatieberoepen heeft ingesteld. Deze brieven zijn gedateerd van 26 januari tot en met 9 april 2016. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn cassatieberoepen, op basis van artikel 80a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.