ECLI:NL:HR:2016:227

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
15/04051
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank had op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzet tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting die aan belanghebbende was opgelegd voor het tijdvak van 21 juli 2014 tot en met 20 oktober 2014. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.

Uitspraak

12 februari 2016
Nr. 15/04051
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 28 juli 2015, nr. AWB 14/7910, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 21 juli 2014 tot en met 20 oktober 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.