Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 april 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na dagtekening van die brief informatie met betrekking tot haar inkomen en vermogen te verstrekken waaruit zou kunnen blijken dat het verschuldigde griffierecht niet kan worden betaald. In die brief is meegedeeld dat de verlangde gegevens binnen deze termijn, die eindigde op 6 mei 2016, door de Hoge Raad moeten zijn ontvangen.
Belanghebbende heeft de hiervoor bedoelde gegevens niet tijdig verstrekt, aangezien de desbetreffende brief, gedagtekend 5 mei 2016, eerst op 10 mei 2016, derhalve na afloop van de hiervoor genoemde termijn, bij de Hoge Raad is ingekomen. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 10 mei 2016 hiervan op de hoogte gebracht.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 juni 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 juli 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.