ECLI:NL:HR:2016:2263

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
16/01410
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verzet tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn informatie te verstrekken over haar inkomen en vermogen, maar deze informatie is niet tijdig ontvangen. De belanghebbende heeft de gevraagde gegevens pas na de gestelde termijn ingediend, waardoor de Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet voldoen aan de gestelde termijnen.

Uitspraak

7 oktober 2016
Nr. 16/01410
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 5 februari 2016, nr. BRE 13/6892, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 mei 2014, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 april 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na dagtekening van die brief informatie met betrekking tot haar inkomen en vermogen te verstrekken waaruit zou kunnen blijken dat het verschuldigde griffierecht niet kan worden betaald. In die brief is meegedeeld dat de verlangde gegevens binnen deze termijn, die eindigde op 6 mei 2016, door de Hoge Raad moeten zijn ontvangen.
Belanghebbende heeft de hiervoor bedoelde gegevens niet tijdig verstrekt, aangezien de desbetreffende brief, gedagtekend 5 mei 2016, eerst op 10 mei 2016, derhalve na afloop van de hiervoor genoemde termijn, bij de Hoge Raad is ingekomen. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 10 mei 2016 hiervan op de hoogte gebracht.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 juni 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 juli 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2016.