Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
4 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of het aanwezigheidsrecht van een gedetineerde verdachte is geschonden. De verdachte was niet aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep, maar de dagvaarding was wel persoonlijk aan hem betekend. De raadsman, die door de verdachte uitdrukkelijk was gevolmachtigd, heeft geen verzoek gedaan om de behandeling van de zaak aan te houden in verband met het aanwezigheidsrecht van de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat, in een situatie waarin de verdachte niet op de zitting verschijnt, maar de dagvaarding aan hem in persoon is betekend en de raadsman niet verzoekt om aanhouding, de rechter kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich op dat moment in detentie bevond, zonder dat dit aan de rechter bekend was, leidt er niet toe dat achteraf moet worden vastgesteld dat het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof.