Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
4 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 oktober 2014, waarin de verdachte was veroordeeld voor het verkopen van hennep. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het bewezenverklaarde ten onrechte had gekwalificeerd als een misdrijf, terwijl het feit in werkelijkheid een overtreding betrof volgens de Opiumwet. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof toepassing had gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, wat betekent dat er geen straf of maatregel werd opgelegd. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor de verdachte om in cassatie te gaan, en verklaarde de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van feiten in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.