ECLI:NL:HR:2016:2232

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
16/02262
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, vertegenwoordigd door hun advocaat, beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder uitspraak gedaan in een insolventiezaak, waarbij de verzoekers betrokken waren. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering, omdat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze argumentatie overgenomen en geconcludeerd dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is op 30 september 2016 gewezen en openbaar uitgesproken door de betrokken raadsheren.

Uitspraak

30 september 2016
Eerste Kamer
16/02262
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans mr. F.I. van Dorsser.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/02/14.453 R en C/02/14.454 R van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 maart 2016;
b. het arrest in de zaak 200.187.106/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 april 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 5-11).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
30 september 2016.