Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
30 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, vertegenwoordigd door hun advocaat, beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder uitspraak gedaan in een insolventiezaak, waarbij de verzoekers betrokken waren. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering, omdat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze argumentatie overgenomen en geconcludeerd dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is op 30 september 2016 gewezen en openbaar uitgesproken door de betrokken raadsheren.