Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 18 maart 2016, nr. 14/04112, ECLI:NL:HR:2016:421, BNB 2016/144.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] B.V. en betrof een herziening van het arrest van 18 maart 2016, nr. 14/04112, ECLI:NL:HR:2016:421. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het verzoek tot herziening ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerdere arrest.
De Hoge Raad verklaarde het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak werd gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid van herzieningsverzoeken verduidelijkt.