In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, een persoon uit Marokko, tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2016. De Centrale Raad had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Amsterdam, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank onder de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot cassatie. Dit was omdat het cassatieberoep niet was ingesteld op basis van schending of verkeerde toepassing van de relevante artikelen van de ANW. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.