ECLI:NL:HR:2016:2190

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
15/04455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens ontoereikende motivering in een diefstalzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor drie diefstallen die plaatsvonden in oktober en november 2013, en kreeg een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, naast de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de strafoplegging door het Hof ontoereikend was. De Hoge Raad merkte op dat de vaststellingen van het Hof, dat de verdachte ten tijde van de feiten een stabiele relatie had en beschikte over woonruimte en werk, niet begrijpelijk waren, omdat de verdachte niet kon uitleggen waarom hij deze feiten had gepleegd ondanks deze gunstige omstandigheden. Dit leidde tot de conclusie dat de strafoplegging niet voldoende was gemotiveerd.

De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling. De Hoge Raad volgde deze conclusie en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van de straf.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral wanneer er sprake is van omstandigheden die de verdachte in een positiever daglicht stellen. De Hoge Raad heeft de zaak voor verdere behandeling terugverwezen naar het Hof, zodat de straf opnieuw kan worden vastgesteld met een deugdelijke motivering.

Uitspraak

27 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/04455
KD/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 september 2015, nummer 21/000720-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K. Kok, advocaat te Zwolle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.1.
De verdachte is ter zake van - kort gezegd - drie diefstallen, gepleegd in de maanden oktober en november 2013, veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen van twee maanden respectievelijk drie maanden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Hij heeft drie keer ingebroken in het restaurant dat gelegen is tegenover de woning waar hij met zijn oma woonde. Bij één van deze inbraken heeft hij onder meer een autosleutel meegenomen en korte tijd later de bij de sleutel horende auto gestolen. Met deze auto heeft hij getankt en heeft zonder te betalen het tankstation verlaten. De verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en zich van de gevolgen voor de slachtoffers geen rekenschap gegeven. Hij heeft er door zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Gebleken is dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een stabiele relatie had en beschikte over woonruimte en werk. Verdachte heeft, hoewel hem daar uitdrukkelijk ter zitting van het hof naar is gevraagd, niet kunnen aangeven waarom hij ondanks deze gunstige omstandigheden deze feiten heeft begaan en hoe herhaling kan worden voorkomen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 14 juli 2015 waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Verdachte heeft zich van deze bestraffingen kennelijk niets aangetrokken.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
De periode oktober/november 2013 was een slechte periode in mijn leven. Ik gebruikte veel drugs en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Dan doe je domme dingen. Ik dacht nergens over na in die periode.
Een maand of drie geleden ben ik voor het laatst in aanraking geweest met de politie. Dat was op 6 maart 2015 in Heerde. Ik had nooit een stabiele thuissituatie en sinds een halfjaar heb ik dat wel. Ik ben een beetje weg uit die omgeving.
Ik heb sinds kort een vaste baan als stratenmaker. Ik heb ongeveer nog 9500 euro aan schulden. Ik ben gestopt met middelengebruik. Ik heb nu reclasseringscontact. Het is een paar keer misgelopen door mijn werk, maar dat gaat nu weer goed.
Ik heb hulp gezocht bij [A] , een praktijk voor psychosociale therapie in [plaats] . Ik heb nog meer hulp nodig, maar er is nog geen behandelplan.
Mijn adres is het adres van mijn schoonouders. Ik woon nu nog in een recreatiewoning op een camping samen met mijn vriendin. Mijn vriendin werkt ook.
Ik heb nou echt ingezien dat het anders moet en dat ik het niet meer wil allemaal. Bajes in en bajes uit, dat wil ik niet meer. Ik wil een normaal leven hebben en niet alles weggooien. Ik vind het moeilijk om het zo uit te leggen. Ik heb ingezien dat ik moest werken aan mijn problemen. Uit eigen initiatief heb ik geld overgemaakt voor mijn boetes. Ik ben helemaal gestopt met middelengebruik.
Als ik naar de gevangenis moet dan raak ik alles weer kwijt, ook mijn baan.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging, zakelijk weergegeven, als volgt:
Mijn cliënt bekent alle feiten. Hij vraagt het hof hem een kans bieden. Hij vindt het moeilijk om het uit te leggen. Sinds de laatste maanden heeft hij voor het eerst inzet getoond om echt behandeld te worden. Hij heeft hulp van [B] en ook psychologische hulp. Hij woont samen en heeft een vaste baan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou verregaande consequenties voor hem hebben. Hij zou zijn werk verliezen en de behandeling zou stoppen. Ik vraag het hof om mijn cliënt een kans te geven en hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen verzoek ik het hof de ene af te wijzen en de andere om te zetten in een werkstraf."
2.3.
De vaststellingen dat de verdachte "ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een stabiele relatie had en beschikte over woonruimte en werk" en dat de verdachte "niet [heeft] kunnen aangeven waarom hij ondanks deze gunstige omstandigheden deze feiten heeft begaan en hoe herhaling kan worden voorkomen", zijn niet zonder meer begrijpelijk aangezien noch voormeld proces-verbaal van de terechtzitting, noch de overige stukken waarvan de Hoge Raad kennisneemt daarvoor steun bieden. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Rad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 september 2016.