ECLI:NL:HR:2016:2183

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
15/04972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontheffing uit ouderlijk gezag na uithuisplaatsing en verzoek om contra-expertise

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontheffing uit het ouderlijk gezag na een periode van uithuisplaatsing. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de toepassing van de artikelen 1:266 en 268 (oud) van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de ongeschiktheid of onmacht tot verzorging en opvoeding van een kind. De vader had eerder een verzoek ingediend tot contra-expertise, maar dit verzoek werd door de rechtbank gepasseerd.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vader in een complexe situatie verkeert met betrekking tot zijn ouderlijk gezag. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van de vader heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wettelijke criteria voor ontheffing uit het ouderlijk gezag en de rol van de rechter in het waarborgen van de belangen van het kind.

Uitspraak

23 september 2016
Eerste Kamer
15/04972
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
1. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Lelystad,
2. STICHTING SAMEN VEILIG FLEVOLAND, thans middels fusie opgegaan in Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
3. [de pleegouders],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen,
4. [de moeder],
woonplaats kiezende ten kantore van
haar advocaat,
VERWEERSTER in cassatie
advocaat: S. Kousedghi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader, de Raad, de GI, de pleegouders en de moeder.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/16/369474 / FL RK 14-1099 van de rechtbank Midden-Nederland van 27 november 2014;
b. de beschikking in de zaak 200.165.881/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 augustus 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De moeder heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 16 juni 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 september 2016.