In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak waartegen het beroep is ingesteld, dateert van 29 juni 2010 en betreft een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Groningen van 18 december 2009. De Hoge Raad overweegt dat, ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Hoge Raad enkel kennis neemt van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie openstelt tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Daarom concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 23 september 2016.