Uitspraak
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 23 februari 2016, nr. AWB 15/2812, betreffende een door [X] B.V. te [Z] op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 16/01716. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X] B.V. te [Z] tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 23 februari 2016, nr. AWB 15/2812, betreffende een belastingaangifte voor personenauto's en motorrijwielen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift, een rechtspersoon, niet de vereiste bewijsstukken heeft overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht en een uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen. De indiener heeft wel een schriftelijke volmacht overgelegd, maar is in gebreke gebleven met het aanleveren van het uittreksel, waardoor niet kon worden vastgesteld of de ondertekenaar van de volmacht gerechtigd was deze te verstrekken. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk was ingesteld.
De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling wordt genomen. Dit arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2016.