Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Slotsom
6.Beslissing
20 september 2016.
Hoge Raad
Op 20 september 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 15/05893. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 juli 2002 was gewezen. De aanvraagster, geboren in 1989, was eerder door het Hof veroordeeld tot jeugddetentie van twee weken voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De aanvraag tot herziening is ingediend door D. van den Broek, advocaat te Utrecht, en berust op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en heeft de Hoge Raad geadviseerd om de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard, op basis van het ernstige vermoeden dat het Hof, indien het op de hoogte was geweest van de persoonsverwisseling, de aanvraagster zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad heeft tevens bevolen dat de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest wordt opgeschort of geschorst, en heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling, conform artikel 472, tweede lid, Sv. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige rechtsgang en de mogelijkheid tot herziening in gevallen van nieuwe feiten die de uitkomst van een eerdere rechtszaak kunnen beïnvloeden.