ECLI:NL:HR:2016:2140

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
15/05893
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest wegens persoonsverwisseling in een jeugddetentiezaak

Op 20 september 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 15/05893. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 juli 2002 was gewezen. De aanvraagster, geboren in 1989, was eerder door het Hof veroordeeld tot jeugddetentie van twee weken voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De aanvraag tot herziening is ingediend door D. van den Broek, advocaat te Utrecht, en berust op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en heeft de Hoge Raad geadviseerd om de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard, op basis van het ernstige vermoeden dat het Hof, indien het op de hoogte was geweest van de persoonsverwisseling, de aanvraagster zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad heeft tevens bevolen dat de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest wordt opgeschort of geschorst, en heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling, conform artikel 472, tweede lid, Sv. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige rechtsgang en de mogelijkheid tot herziening in gevallen van nieuwe feiten die de uitkomst van een eerdere rechtszaak kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

20 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/05893 H
NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 juli 2002, nummer 23/000828-02, ingediend door D. van den Broek, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank Amsterdam van 13 december 2001 - de aanvraagster ter zake van "Diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot jeugddetentie van twee weken.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het Hof, ware het hiermee bekend geweest, de aanvraagster van het haar tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 september 2016.