Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
20 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een economische strafzaak waarin de Officier van Justitie niet-ontvankelijk was verklaard in het ingestelde hoger beroep door het Hof. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat K. Canatan, heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van de Rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie een einduitspraak is in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waartegen hoger beroep openstaat. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof de Officier van Justitie ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep. De omstandigheid dat de Rechtbank een mondeling vonnis heeft gegeven dat niet voldoet aan de voorschriften van artikel 358 en 359 Sv, doet hieraan niet af. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.