Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
20 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 25 maart 2015. De verdachte, geboren in 1992, heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit betekent dat het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht is genomen. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.
Op 20 september 2016 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.A.M. van Schendel, in aanwezigheid van de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, de beslissing genomen om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 15/01621, maar de focus ligt hier op de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep.