ECLI:NL:HR:2016:2117

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
15/01946
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bank wegens schending van de zorgplicht bij beleggingen in Lehman Brothers notes

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Staalbankiers N.V. voor de schending van de zorgplicht bij de belegging van particulier vermogen in de zogenaamde 'notes' van Lehman Brothers. De eisers, beiden wonende in Duitsland, hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en het arrest van het hof, waarin de feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties zijn uiteengezet. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van het middel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Staalbankiers zijn begroot op een totaal van € 8.724,34.

Uitspraak

16 september 2016
Eerste Kamer
15/01946
LZ/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats], Duitsland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Kuipers,
t e g e n
STAALBANKIERS N.V. ,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en Staalbankiers.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 365972 / HA ZA 10-1716 van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 september 2010 en 2 november 2011;
b. het arrest in de zaak 200.103.436/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 december 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Staalbankiers heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Staalbankiers mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eisers] heeft bij brief van 3 juni 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Staalbankiers begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 september 2016.