ECLI:NL:HR:2016:2116

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
15/01833
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aannemingsovereenkomst en faillissement van aannemer met geschil over afrekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door EBW Installatietechnieken B.V. tegen Pieter Tijmen Pel, curator in het faillissement van een aannemer. Het geschil betreft een aannemingsovereenkomst waarbij meerwerk en onderaannemers betrokken waren. Na de ontbinding van de overeenkomst en het faillissement van de aannemer ontstond er een geschil over de afrekening. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Gelderland en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van EBW verworpen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat EBW in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, die aan de zijde van de curator zijn begroot op nihil.

Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

16 september 2016
Eerste Kamer
15/01833
LZ/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EBW INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Almere,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Jong van Lier,
t e g e n
Pieter Tijmen PEL, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als EBW en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/06/78215/HA ZA 06-577 van de rechtbank Gelderland van 4 oktober 2006, 19 november 2008, 11 februari 2009, 21 juli 2010 en 17 april 2013;
b. de arresten in de zaak 200.132.425 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2014 en 16 december 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 16 december 2014 heeft EBW beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de curator is verstek verleend.
De zaak is voor EBW schriftelijke toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van EBW heeft bij brief van 26 mei 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt EBW in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 september 2016.