In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 9 november 2015 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak van 24 april 2015, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de Gemeente Beverwijk. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld kennelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 16 september 2016 en is openbaar uitgesproken. De beslissing is genomen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.