Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1992, was veroordeeld voor drugsexport en het beheer van digitale marktplaatsen voor de handel in drugs, in strijd met de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 8 juni 2015 was gewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten M. Berndsen en K. Canatan, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef.