Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft in hoger beroep - kort samengevat en voor zover van belang - de volgende verweren gevoerd:
Er is geen sprake van voorwaardelijk opzet op het onder 1 (...) tenlastegelegde. De verdachte was zich er niet van bewust dat het vuurwapen doorgeladen was en hij heeft de trekker niet bewust overgehaald.
De verdachte sprak direct na het incident al van een ongeluk en heeft dat meerdere keren herhaald. De enkele keer dat hij anders heeft verklaard, berust op een onjuistheid.
Dat de verdachte niet bewust de trekker heeft overgehaald, blijkt uit de hevige emoties tijdens het 112-gesprek. Voorts heeft deskundige Hermsen verklaard dat het wapen kan afgaan zonder de trekker over te halen. De voorzitter van de rechtbank heeft bij het tonen van het wapen ter terechtzitting in eerste aanleg de trekker van het wapen overgehaald zonder dat zij daar erg in had. De verdachte dacht bovendien dat het wapen op "veilig" stond; de verdachte stelt dat de veiligheidspal naar boven stond. Nu de deskundige Hermsen verklaarde dat dit precies andersom is duidt dit op onkunde en niet op bewustheid van de verdachte. De verdachte hield het wapen voor aan [slachtoffer] en hield de loop van het met scherpe munitie geladen vuurwapen daarbij gericht op diens lichaam. Bij de manier waarop de verdachte dat deed kon een storing optreden, aldus de deskundige Hermsen op de terechtzitting in eerste aanleg. Die storing heeft zich inderdaad voorgedaan en ondersteunt dus de verklaring van de verdachte over de wijze waarop hij het wapen wilde overgeven.
De verdachte heeft de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van [slachtoffer] niet gewild en evenmin de aanmerkelijke kans bewust aanvaard, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft jurisprudentie aangehaald van naar haar mening vergelijkbare zaken.
Uit het dossier leidt het hof het volgende af.
Op 7 juli 2013 kreeg de meldkamer van 112 een telefoontje dat er iemand was neergeschoten in de woning aan het [a-straat 1] te IJmuiden. Ter plaatse werd op het balkon de verdachte aangetroffen, die bekende de schutter te zijn. In de woonkamer van voornoemd adres lag een man, die [slachtoffer] bleek te zijn. Ondanks reanimatiepogingen van verbalisanten en ambulancepersoneel werd het slachtoffer ter plaatse dood verklaard. Uit de lijkschouwing is gebleken dat het slachtoffer is overleden als gevolg van schotletsel in de rechterborst. Opvallend daarbij was, dat het schotkanaal vrijwel horizontaal/dwars ten aanzien van de lengteas van het lichaam verliep. De bevindingen van onderzoek naar de schootsafstand zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 25 en 75 centimeter was, dan wanneer de schootsafstand kleiner of groter was.
In de woning werd op de salontafel een huls aangetroffen van het type B&K 9mm P.A. Verder werden er een vuurwapen, te weten een Ekol Volga Cal. 9mm PAK met daarin een patroonhouder gevuld met scherpe patronen, en voorts een aantal andere scherpe patronen met bodemstempel "OZK 9mm PA" aangetroffen.
Het vuurwapen betreft een omgebouwd gaspistool dat kan worden geladen met scherpe patronen en waarmede men kogels kan verschieten. Het is een zogeheten single-action pistool; alleen als de hamer is gespannen kan de trekker worden overgehaald. Het vuurwapen functioneert goed. De veiligheidspal aan de zijkant van het vuurwapen staat op "veilig" als deze naar beneden is gedraaid. Bij het onderhavige vuurwapen verloopt het draaien van deze veiligheidspal stroef, zowel om het wapen van "veilig" op "onveilig" te zetten als andersom, omdat de as krom is. Door de veiligheidspal op "onveilig" (de Hoge Raad begrijpt: op "veilig") te zetten wordt de trekker geblokkeerd zodat er geen schot kan worden gelost. Om een kogel uit de patroonhouder te kunnen afvuren dient er een met scherpe patronen geladen patroonhouder in de greep van het vuurwapen te worden geplaatst, en moet het pistool worden doorgeladen. Daartoe moet de slede naar achteren worden getrokken en losgelaten worden. Alleen als de slede helemaal gesloten is en de veiligheidspal op "onveilig" staat kan men door de trekker over te halen een aanwezige kogel uit een patroon door de loop afvuren.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of het vuurwapen afgegaan kan zijn zonder dat de verdachte de trekker heeft overgehaald. Het vuurwapen is aangetroffen met een storing. De deskundige Hermsen heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de storing die in het onderhavige vuurwapen is aangetroffen, is ontstaan doordat er ná het schieten een handeling met het vuurwapen is verricht. Het is uitgesloten dat het wapen spontaan is afgegaan als gevolg van een storing. Voorts heeft de deskundige verklaard dat het vuurwapen alleen zonder het overhalen van de trekker door menselijk handelen, kan afgaan onder bijzondere omstandigheden: als het vuurwapen met kracht tegen een hard voorwerp wordt gegooid of op een harde bodem valt. Daarbij zou het vuurwapen dan zichtbaar beschadigd geraken. Zulke beschadigingen zijn niet op het vuurwapen aangetroffen en de verwonding van het slachtoffer - een horizontaal schotkanaal - stemt voorts niet overeen met een dergelijk scenario. Het hof concludeert daaruit dat het vuurwapen door het overhalen van de trekker door een persoon is afgegaan. De deskundige sluit uit dat het slachtoffer de trekker heeft overgehaald, nu de verwondingen die daarbij zouden moeten zijn ontstaan niet bij het slachtoffer zijn aangetroffen. Gelet op bovenstaande sluit het hof uit dat het vuurwapen anders dan door handelen van de verdachte is afgeschoten. Met andere woorden: de verdachte moet - bewust dan wel onbewust - de trekker hebben overgehaald.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte dacht dat het vuurwapen op "veilig" stond in het geval de veiligheidspal naar boven is gedraaid. Hij heeft daarom niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op het schieten met het vuurwapen, zo begrijpt het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Voor zover de verdediging daarmee heeft willen stellen dat de verdachte zich bewust heeft afgevraagd of het wapen beveiligd was en die vraag voor zichzelf bevestigend heeft beantwoord, schuift het hof dit scenario als ongeloofwaardig terzijde. De verdachte heeft op 10 juli 2013 bij de politie verklaard dat hij meerdere malen met het wapen heeft "gespeeld" en uit eerdere handelingen wist hoe de beveiliging werkte. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte juist door handelingen uit te proberen ondervonden heeft bij welke stand van de veiligheidspal het vuurwapen op "veilig" stond.
Het hof weegt daarbij mee dat de verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij dacht dat het wapen op veilig stond als de veiligheidspal naar boven was gedraaid. Daar komt nog bij dat de verdediging pas in hoger beroep heeft aangevoerd dat verdachte - vanwege deze gestelde onkunde - ten tijde van het feit daadwerkelijk in de veronderstelling verkeerde dat het wapen op veilig stond. Dit heeft de verdachte, ondanks vragen van de politie over zijn handelingen op de avond van het feit en vragen van de rechter-commissaris over de beveiliging van het wapen, tijdens de verhoren op geen enkel moment naar voren gebracht. Ten overvloede merkt het hof op dat de veiligheidspal ook niet per ongeluk "omgezet" kan zijn bij het vasthouden of aanreiken van het vuurwapen, nu de deskundige heeft vastgesteld dat het draaien van de veiligheidspal bij dit vuurwapen stroef gaat.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte na de aankoop van het wapen met bijpassende scherpe munitie scherpe patronen in de patroonhouder (het magazijn) had gedaan en de met scherpe patronen gevulde patroonhouder in de kolf van het pistool heeft gestoken. Zichtbaar was, ook voorafgaand aan het afvuren van de letale kogel, toen de verdachte het pistool pakte, dat de patroonhouder in de kolf aanwezig was.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het afschieten van een kogel op korte afstand op een persoon uit een met scherpe munitie geladen pistool de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben.
Het hof acht het dan ook uitgesloten dat de verdachte zich niet bewust was van de risico's van het onveilig hanteren van het vuurwapen op het moment dat hij het vuurwapen pakte en aan het slachtoffer liet zien. Desondanks heeft de verdachte een vuurwapen uit een kast gepakt, dit meegenomen naar de zithoek, op korte afstand van het slachtoffer de loop in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer gehouden en het wapen op een zodanige wijze vastgepakt dat daarbij de trekker kon worden overgehaald. Daarbij heeft de verdachte zich er niet van vergewist of de veiligheidspal daadwerkelijk op "veilig" stond, en of er geen scherpe patroon in de loop van het vuurwapen aanwezig was.
Het hof concludeert dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van de verdachte blijkt dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door een kogel gewond zou raken en als gevolg daarvan zou komen te overlijden."