Uitspraak
[X] Ltdte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 11 januari 2016, nr. SGR 15/5437 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] Ltd tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van 11 januari 2016, nr. SGR 15/5437 V, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 28 oktober 2015. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 2 mei 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Vervolgens is het griffierecht niet voldaan, ondanks een tweede aanmaning op 8 juni 2016, waarvan belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt om te reageren.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.