Het bestreden arrest houdt het volgende in:
"Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.140,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.819,76. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Met de rechtbank overweegt het hof dat de kosten voor eigen vervoer van [betrokkene 1] weliswaar geruime tijd na het bewezen verklaarde zijn gemaakt, maar dat de noodzaak om deze kosten te maken als gevolg van het bewezen verklaarde voldoende vaststaat. Deze noodzaak ontstond immers nadat het vermoeden van misbruik van [betrokkene 1] was ontstaan, omdat het vertrouwen van [betrokkene 1] en haar ouders ernstig door de verdachte was geschonden. Net als de rechtbank begroot het hof deze kosten, gezien het feit dat in de vordering geen rekening is gehouden met schoolvrije dagen, schattenderwijs op € 300,-. Eveneens acht het hof toewijsbaar de reiskosten van € 19,76 in verband met bezoek aan haar advocaat.
Evenals de rechtbank begroot het hof de immateriële schade op grond van de thans bekende gegevens op een bedrag van € 1.500,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof aldus voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.783,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.033,90. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Met de rechtbank acht het hof de gemaakte parkeerkosten van € 33,90 toewijsbaar.
Evenals de rechtbank begroot het hof de immateriële schade op grond van de thans bekende gegevens op een bedrag van € 1.000,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof aldus voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
(...)
Beslissing
(...)
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.819,76 (duizend achthonderdnegentien euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 319,76 (driehonderdnegentien euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 1], een bedrag te betalen van € 1.819,76 (duizend achthonderdnegentien euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 319,76 (driehonderdnegentien euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.033,90 (duizend drieëndertig euro en negentig cent) bestaande uit € 33,90 (drieëndertig euro en negentig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 2], een bedrag te betalen van € 1.033,90 (duizend drieëndertig euro en negentig cent) bestaande uit € 33,90 (drieëndertig euro en negentig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen."