In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren van het Villapark Livingstone en twee eigenaren die hun lidmaatschap hadden opgezegd. De zaak betreft de incasso van parkbijdragen door de Vereniging van Eigenaren (VvE) en de vraag of een contractueel beding tot verhuur via een bemiddelingsorganisatie onredelijk bezwarend is. De VvE had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 9 december 2014 was gewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de VvE niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de VvE verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Tevens werd het incidentele beroep van de verweerders verworpen, waarbij ook hen kosten werden opgelegd. De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 81 lid 1 RO, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling.