ECLI:NL:HR:2016:2011

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
15/05065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op ex-vriendin door meermalen met een wijnfles en mes te steken

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 oktober 2015 uitspraak deed in de strafzaak tegen een 82-jarige verdachte. De verdachte was beschuldigd van doodslag op zijn ex-vriendin, waarbij hij haar meermalen met een wijnfles tegen het hoofd sloeg en negen keer met een mes in haar hals en/of borststreek stak. De Hoge Raad heeft op 30 augustus 2016 het cassatieberoep behandeld. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, had een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatieberoep naar voren waren gebracht, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

30 augustus 2016
Strafkamer
nr. S 15/05065
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 oktober 2015, nummer 21/000721-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1934.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 augustus 2016.