ECLI:NL:HR:2016:1917

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
16/00497
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de motorrijtuigenbelasting die door de belanghebbende over het jaar 2015 was voldaan. De Rechtbank had op 18 december 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, maar de belanghebbende ging in cassatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 5 maart 2016 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en had hiervoor een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier op 20 april 2016 de belanghebbende de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. De belanghebbende stelde in zijn brief van 18 mei 2016 dat het griffierecht tijdig was betaald, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd. Uit onderzoek bleek echter dat de gestelde betaling niet was ontvangen.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 16/00497
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 18 december 2015, nr. HAA 15/1681 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende het door belanghebbende over het jaar 2015 op aangifte voldane bedrag aan motorrijtuigenbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 5 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 20 april 2016, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft in zijn brief van 18 mei 2016 verklaard dat het griffierecht tijdig is betaald, maar hij heeft daarbij geen bewijsstukken overgelegd. Uit onderzoek is voorts gebleken dat de gestelde betaling niet is ontvangen.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.