ECLI:NL:HR:2016:1916

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
16/00288
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. Het beroep was gericht tegen een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting, opgelegd aan belanghebbende. De Rechtbank had eerder op 17 juni 2015 uitspraak gedaan, en belanghebbende had verzet aangetekend tegen een uitspraak van 10 december 2015.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 24 februari 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie werd het griffierecht opnieuw opgestuurd, maar belanghebbende heeft het griffierecht niet tijdig voldaan.

Op 24 maart 2016 kreeg belanghebbende de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die belanghebbende aanvoerde in zijn brief van 17 april 2016 werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Gezien artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 16/00288
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 10 december 2015, nr. AMS 15/1767, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 17 juni 2015 betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 24 februari 2016, ter zake waarvan belanghebbende volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL bericht heeft gekregen dat de brief op de afhaallocatie kon worden afgehaald, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 24 maart 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 17 april 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.