In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] Corp. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over douanerechten, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraak van het Hof, die op 15 mei 2014 was gewezen. De Inspecteur had hoger beroep ingesteld, en belanghebbende had incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De Hoge Raad oordeelde dat het middel slaagde op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2016:1897) en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, en werd bepaald dat hij het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende moest vergoeden. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.