Uitspraak
1..Geding in cassatie
2..Beoordeling van het middel
3..Beslissing
5 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 9 december 2014 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1973. De verdachte was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk verstrekken en vervoeren van cocaïne, waarbij hij een telefonische afspraak maakte en 400 gram cocaïne voorhanden had. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat A.R.A.R. Sitaldin uit Amsterdam. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee het oordeel van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 april 2016.