Uitspraak
Vereniging [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 1 juni 2015, nr. HAA 15/75, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 19 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Vereniging [X] tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank van 19 februari 2015, waarbij het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De Rechtbank had op 1 juni 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, met nummer HAA 15/75.
De belanghebbende, vertegenwoordigd door de Vereniging [X], heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen nadere motivering behoeft, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2016.